[Toevoegen]
TOEVOEGEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik voegde toe, heb soegevoegd. Van toe en voegen. Bedr., zeggen: hij voegde mij dit toe. Tot medehelper geven: er werden hem nog drie anderen toegevoegd. Digt strijken: de metselaar zal alles wel toevoegen. Onz., aanvangen, of voortgaan, met voegen: voeg maar toe. Lustig aan voegen: voeg toch wat toe! Van hier toevoegelijk,