[Toetooveren]
TOETOOVEREN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik tooverde toe, heb toegetooverd. Van toe en tooveren. Bedr., iemand op eene behendige en onmerkbare wijze doen toekomen: hoe heeft hij u dat toegetooverd? Digt tooveren: hoe hebt gij dat weer toegetooverd?