[Toestormen]
TOESTORMEN, onz. w., gelijkvl. Ik stormde toe, heb toegestormd. Van toe en stormen. Door eenen stormwind toegedreven worden: gansche wolken van stof stormden mij toe. Voortstormen: het stormt steeds toe. Stormloopen: storm nu maar toe! Oneigenlijk, aanvangen, of voortgaan, met onstuimig toe te loopen: het volk stormde van rondom toe.