[Toestoken]
TOESTOKEN, onz. w., gelijkvl. Ik stookte toe, heb toegestookt. Van toe en stoken. Sterk doorstoken: stook toch wat meer toe. Aanvangen met stoken: mag ik nu vrij toestoken? Voortstoken: hij blijft maar toestoken. Figuurlijk, aanhouden met twist te zaaijen: hij stookt nog steeds evenzeer toe. Van hier toestoking, aanporring. Kil.