[Toeschreeuwen]
TOESCHREEUWEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik schreeuwde toe, heb toegeschreeuwd. Van toe en schreeuwen. Bedr., op eenen schreeuwenden toon toevoegen: men schreeuwt hem het luidkeels toe. Onz., tot iemand schreeuwen: waarom schreeuwt gij mij zoo toe? Aanvangen, of aanhouden, met schreeuwen: ja, ja! schreeuw maar toe.