Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] [Toemetselen] TOEMETSELEN, bedr. w., gelijkvl. Ik metselde toe, heb toegemetseld. Van toe en metselen. Digt metselen: waarom laat gij dat gat niet toemetselen? Vorige Volgende