[Toehakken]
TOEHAKKEN, onz. w., gelijkvl. Ik hakte toe, heb toegehakt. Van toe en hakken. Eene poging doen, om ergens in te hakken: hak niet toe, zoo lang ik de hand er op heb. Aanhouden met hakken: hij hakte immer toe. Sterk aanhakken: hak toch toe, en maak er een einde van.