[Toeeigenen]
TOEEIGENEN, bedr. w., gelijkvl. Ik eigende toe, heb toegeeigend. Van toe en eigenen. Kil. toeeijghenen, toeeeghenen. Als eenen eigendom in bezit nemen, of geven: wat eigent gij u toe? Dat werk wordt hem toegeeigend, hem als het zijne toegekend. Voorts is iemand een geschrift toeeigenen, hetzelve aan hem opdragen. Van hier toeeigening.