[Toedraven]
TOEDRAVEN, onz. w., gelijkvl. Ik draafde toe, heb toegedraafd. Van toe en draven. Aanvangen met draven: laat de paarden nu maar toedraven. Aanhouden met draven: zij draafden steeds toe. Lustig aan draven: laat het beest toch wat toedraven.