[Toe]
TOE, voorzetsel en bijw. Als voortzetsel werd het oulings meermalen in plaats van te gebruikt. Zie te. En hedendaags nog meermalen in plaats van tot, in: daartoe, er toe, ergens toe, hiertoe, nergens toe, en waartoe. Want dit is evenveel als tot dat, tot iets, tot dit, tot niets, en tot wat: waartoe moet het dienen, tot wat oogmerk, einde, enz. moet het dienen? Voorts wordt het bij naar gevoegd, om deszelfs beteekenis te wijzigen: dus is naar de stad gaan, derwaarts gaan om zich daar binnen te begeven; maar naar de stad toe gaan, blootelijk, zijne schreden derwaarts rigten. Eveneens wijzigt het de beteekenis van op, als het daarbij gevoegd wordt, zoo als in: zij hieuwen van alle kanten op hem toe. Ik reed op hem toe. Als bijwoord is het de tegenoverstelling van open: de deur is toe, niet open, maar gesloten. Dezen zin heeft het in vele zamenstell.: even als dien van zulk eene bijvoeging bij iets anders, als het in: op den hoop toe, op den koop toe, enz. aanduidt. Elders heeft toe, als bijw., eene aansporende kracht: toe, Jongen! toe! Hier is het bijkans evenveel, als lustig aan, welke beteekenis toe insgelijks in menige zamenstell. oefent. Eindelijk wordt voort uitgedrukt door er op toe, als men zegt: hij speelt er maar op toe; en in eene reeks van zamenstell. is toe genoegzaam evenveel, als voort, en aan in aandrinken, enz. Dit zij hier genoeg over dit woordje;
en deszelfs verdere beteekenissen in zamenstell. mogen in het volgende worden nagevorscht.