[Tijloos]
TIJLOOS, z.n., vr., der, of van de tijloos; meerv. tijlozen. Anders tijdeloos. Zeker slag van Narcissen, dat zeer vroeg bloeit, en daarom anders ook sprokkelbloem genoemd wordt; en nog een ander slag van bloemen, dat in tegendeel zeer laat pleegt te bloeijen.
Tijloos, of tijdeloos, Kil. tijdloose, hoogd. zeitlo-