Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tijdnaald] TIJDNAALD, z.n., vr., der, of van de tijdnaald; meerv. tijdnaalden. Van tijd en naald. Eene naald, of obelisk, die den tijd, als het ware, trotseert: de Egyptische tijdnaalden. Vorige Volgende