[Tijdkoe]
TIJDKOE, z.n., vr., der, of van de tijdkoe; meerv. tijdkoeijen. Van tijd en koe. Bij Kil. anders ook tijdighe koe. Eene tweejarige koe, gelijk als tijdos een tweejarige os, en gelijk als zeitbock, zeithammel, zeitkuh, en zeitochs, in het hoogd., tweejarige beesten aanduidt.