[Tevreden]
TEVREDEN, bijv. n. en bijw., tevredener, tevredenst. Van te en vrede. Te vrede gesteld, met zich zelven en anderen bevredigd, vergenoegd: hij is met niemand tevreden. Wij leven hier gerust en wel tevreden. Wees met uw lot tevreden. Van hier tevredenheid. Zamenstell.: ontevreden, ontevredenheid.