[Terras]
TERRAS, z.n., vr., der, of van de terras; meerv. terrassen. Verkleinw. terrasje. Eene opgeworpene hoogte in eenen tuin, of elders, van waar men een ruim gezigt over den omliggenden grond heeft: laten wij een avondluchtje op de terras gaan scheppen. Hoogd., fr. terrasse, dus genoemd naar terre, de aarde, waarvan zulk eene hoogte opgeworpen wordt, en volg. Adelung in het hoogd. oulings ook een bastion.