[Tempeest]
TEMPEEST, z.n., o., van het tempeest; meerv. tempeesten. Onweder, orkaan: wij werden door een zwaar tempeest overvallen. Van hier bij Kil. tempeesten, stormen, tempeestig, stormig, onstuimig.
Tempeest, fr. tempête, ital. tempesta, sp. tempestad, is een bastaardwoord, ontleend van het lat. tempestas.