[Tekst]
TEKST, z.n., m., van den tekst; meerv. teksten. Verkleinw. tekstje. Eigenlijk, de zamenhangende inhoud van een geschrift, in tegenoverstelling van de aanteekeningen: staat het in den tekst, of in de noten? Noten zonder tekst. Het is van den kant in den tekst overgebragt. Voorts ook een gedeelte van den inhoud van een geschrift, eenige tekstwoorden, en bijzonderlijk die, waarover iemand wil uitweiden: hij heeft over dien tekst gepredikt. Wat was zijn tekst? Gelijk de heilige spreukschrijver bij onzen text voegt. Vollenh. Gij zijt bij 't eerste deel van dezen text gebleven. D. Deck. Spreekw. bij den tekst blijven, voet bij stuk houden. Van den tekst raken, daarvan afdwalen, het eigenlijke onderwerp der rede uit het oog verliezen. Iemand van den tekst helpen, hem in verwarring brengen. Iemand op den tekst helpen, hem het onderwerp van zijn gesprek herinneren. Al te diep in den tekst treden, te veel van eenig ding zeggen. Zamenstell.: tekstschrijver, tekstverdraaijing, tekstverhaal, tekstverklaring, tekstvertalers, tekstvervalsching, tekstwoorden, enz. Bijbeltekst, grondtekst, enz.
Tekst, hoogd. text, eng. ook text, fr. texte, ital. testo, komt van het lat. textus.