Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] [Tegenrede] TEGENREDE, z.n., vr., der, of van de tegenrede; meerv. tegenreden. Van tegen en rede. Eene rede, welke op eene bescheidene wijze, ergens tegen gevoerd wordt: geef toch gehoor aan mijne nederige tegenrede. Alle tegenreden smoort. L.D.S.P. Vorige Volgende