[Tegenberigt]
TEGENBERIGT, z.n., o., des tegenberigts, of van het tegenberigt; meerv. tegenberigten. Verkleinw. tegenberigtje. Van tegen en berigt. Een berigt, waarin een ander berigt herroepen, of tegengesproken, wordt: ik zal de valschheid van zijn berigt in een tegenberigt aan den dag leggen.