[Tartaar]
TARTAAR, z.n., m., des tartaars, of van den tartaar; meerv. tartaren. Een bewoner van dat gedeelte van Azie, dat tusschen de IJszee, Rusland, Turkije, Perzie, Indie en Sina ingesloten is: Dsjingiskan veroverde met zijne Tartaren meer dan de halve wereld. Van hier tartaarsch, tartarije, enz.
Tartaar, tarter, fr. tartare, it. tartaro, eng. tartar, hoogd. ook tartar en tatar, luidt in het Oostersch overal tatar.