Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tanais] TANAIS, z.n., m., van den tanais; zonder meerv. Dus noemden de ouden eene rivier, die doorgaans voor de scheidlinie tusschen Europa en Azie gehouden werd, en thans den naam van Don voert: uit den vergelegen Tanais. Vond. Vorige Volgende