[Tafelberg]
TAFELBERG, z.n., m., des tafelbergs, of van den tafelberg; zonder meerv. Van tafel en berg. Een langwerpige berg aan de Kaap de goede hoop, dus genoemd, omdat hij van boven genoegzaam even vlak is als eene tafel: wij kregen den tafelberg in het gezigt. Van hier tafelbaai, eene baai aan den voet van den tafelberg, bij verkorting dus genoemd, in plaats van tafelbergsbaai.