feld werd, een kort overzigt van het een of ander, zoo als eene Genealogische tafel, eene Chronologische tafel, eene tafel van den inhoud van een boek, enz. Voorts, een vierkante of andere disch: hij zat aan eene tafel te studeren, te lezen, te schrijven, enz. De tafel wordt gedekt. Zoo sprakze en plengde d'eerste een luttelwijns ten drankoffer op de tafel. Vond. Het eten is reeds op de tafel, of op tafel. Want nopens den disch, waarvan men eet, gebruikt men het woord tafel veelal zonder lidwoord: wij zaten aan tafel. Ik kwam van tafel. Spreek daarvan niet over tafel; en aan of over tafel zijn, is, maaltijd houden; aan tafel gaan, is maaltijd gaan houden, en bijzonderlijk, het heilige avondmaal gaan vieren. Overdragtelijk, is tafel de maaltijd zelf: hij houdt gemeenlijk eene goede tafel. Ik hoop, dat gij mijne burgerlijke tafel voor lief nemen zult. Richt door zijn vermogen mijn tafel aan voor mijner haatren oogen. L.D.S.P. Elk bijzonder geregt van eenen maaltijd: onder het waarnemen van allerhande plichten, zoo der eerste, als der tweede
tafel. Vollenh. Opene tafel houden, is, openlijk spijzen. Vrije tafel houden, is voor ongenoodigde gasten plaats open houden. Gewone (ordinaire) tafel houden, is een iegelijk, die aan den maaltijd deel nemen wil, voor eenen vastgestelden prijs, daaraan toelaten. Echtgenooten van tafel en bed scheiden, is, alle gemeenschap tusschen hen doen ophouden. Ter tafel brengen, is, te berde brengen, opperen, bij eene raadsvergadering, die aan eene tafel zit, in overweging brengen. Ter tafel komen, is, bij zulk eene vergadering overwogen worden. Van hier tafelen, tafelet, tafelier, bij Kil. tafereel, enz. Zamenstell.: tafelappel, tafelbaai, tafelbediening, tafelbedienster, tafelbel, tafelberg, tafelbeschuit, tafelbezem, tafelbier, tafelblad, tafelboekje, tafelbord, tafelgast, tafelgeld, tafelgemeenschap, tafelgenoot, tafelgereedschap, tafelgeregt, tafelgezel, tafelgezelschap, tafelgoed, tafelhouder, tafelkleed, tafelknecht, tafelkomfoor, tafellade, tafellaken, tafellikker, tafellikkerij, tafellikster, tafellinnen, tafelmes, tafelmuzijk, tafelpeer, tafelpraat, tafelpracht,
tafelrede, tafelring, taeflschel, tafelschraag, tafelschuimer, tafelschuimerij, tafelschuimster, tafelservies, tafelspel, tafelsprei, tafelstoel, tafeltijd, bij Oud. tafelvreugd,