[Taf]
TAF, z.n., o., des tafs, of van het taf; meerv. taffen, dat van verschillende soorten gebezigd wordt. De allerligtste zijden stof: die taf is al te doorschijnend. Van hier taffen, dat van taf is.
Taf, hoogd. taft, taffet, Kil. taffetaf, fr. en eng. taffetas, ital. taffeta, is van eenen oosterschen oorsprong, en draagt in Perzie den naam van tafteh.