[Taatstol]
TAATSTOL, z.n., m., des taatstols, of van den taatstol; meerv. taatstollen. Van tol en taats, bij Kil. taetse, tatse, hoofdnaghel, een nagel met eenen kop. Een bekend kinderspeeltuig, dat, onder dezen naam, van eenen drijftol onderscheiden wordt: zijn taatstol is hem ontstolen.