[Taankring]
TAANKRING, z.n., m., des taankrings, of van den taankring; zonder meerv. Van tanen en kring; in navolging van het lat. Ecliptica. De zonneweg; waarin zon en maan zich beide bevinden moeten, zoo een van beide tanen zal: de taankring wordt anders ook wel eens het taanrond genoemd.