[Suikergast]
SUIKERGAST, z.n., m., van den suikergast; meerv. suikergasten. Van suiker en gast. Zeker slag van ongevleugelde motten, dat uit Amerika naar Europa voortgeplant is: de suikergast aast niet slechts op suiker, maar ook op huisraad, wollen kleeding, en boeken.