[Straatvaarder]
STRAATVAARDER, z.n., m., des straatvaarders, of van den straatvaarder; meerv. straatvaarders. Van straat en vaarder. Een zeeman, of schip, dat naar eene of andere zeeengte, en bijzonderlijk naar die van Gibraltar, of naar straat Davids, vaart: zij is aan eenen straatvaarder getrouwd. Ik heb mij op eenen straatvaarder verhuurd. Anders zegt men straatdavidsvaarder.