[Straatgerucht]
STRAATGERUCHT, z.n., o., des straatgeruchts, of van het straatgerucht; meerv. straatgeruchten. Van straat en gerucht. Een geraas, dat er op straat gemaakt wordt: het straatgerucht hinderde mij in den slaap. Of evenveel als straatpraatje, en straatmare, bij Kil., een relletje onder de menigte: er liep een straatgerucht, dat hij gevangen zat.