is, figuurlijk, hem daarvan beschuldigen. Van stellen komt stel, stellaadje, steller, stellig, stelligheid, stelliglijk, stelling, stelsel, stelwijze, gestel, gesteldheid, gesteltenis, even als gestalte, gestaltenis, stal, achterstal, pedestal, uitstallen, enz. van stallen. Zamenstell.: stelkunst, de kunst, om eene verborgene waarheid, door middel van het stellen van aangenomene denkbeelden, uit te vinden, de zoogenoemde Algebra; stelregel, een regel, dien men voor zich stelt; stelsleutel, anders stelhamer, waarmede men de snaren stelt; stelwijs, de wijs, waarop men iets stelt, enz. Aanstellen, achterstellen, afstellen, bestellen, bijstellen, herstellen, instellen, omstellen, onderstellen, ontstellen, opstellen, toestellen, tusschenstellen, uitstellen, verstellen, voorstellen, zamenstellen, enz.
Stellen, anders in het oudd. stielen, zweed. stalla, het welk van paarden gesproken, tot staan brengen beteekent; gelijk als stellen deze beteekenis in het hoogd. ook meermalen heeft; schijnt eigenlijk evenzeer de kracht te hebben van doen staan, als leggen die van doen liggen, en zetten die van doen zitten. Dus is staan het stamwoord van stallen, stellen; of wil men liever, dat deze woorden hunne beteekenis regtstreeks aan hunne twee voorste letters verschuldigd zijn, en deze de rust aanduiden, welke een ding verkrijgt, als hetzelve eene vaste plaats bekomt?