Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Steenruit] STEENRUIT, z.n., vr., der, of van de steenruit; zonder meerv. Van steen en ruit. Een van de vijf zoogenoemde haarkruiden, dat anders den naam van muurruit voert: de steenruit is van veel gebruik in de geneeskunde. Vorige Volgende