[Steeneik]
STEENEIK, z.n., m., des steeneiks, of van den steeneik; meerv. steeneiken. Verkleinw. steeneikje. Van steen en eik. Een bijzonder slag van eiken: de eikels der steeneiken met langwerpige gezaagde bladeren worden in Spanje als kastanjes gegeten. De steeneik was de broodboom der oude Arkadiers.