[Steendood]
STEENDOOD, bijv. n., zonder trappen van vergrooting. Van dood en steen, dat hier, even als in steenoud, het zweed. stenblind, en stendod, en het hoogd. steinalt, en steinreich, een krachtversterkend bijvoegsel is. Dus, volkomen dood, hardstekedood, zoo als men in de gemeenzame verkeering zegt, of stekdood, zoo als Kil. het uitdrukt, bij wien men ook dit steendood en steenoud aantreft; terwijl beide woorden intusschen reeds verouderd zijn.