[Steenbok]
STEENBOK, z.n., m., des steenboks, of van den steenbok; meerv. steenbokken. Verkleinw. steenbokje. Van steen en bok. Een bok, die zich op bergrotsen en klippen ophoudt: onder het geitengeslacht bekleedt de steenbok eene voorname plaats. De steenbok springt en kloutert van den top des heuvels tot de kruin der bergen op. L.D.S.P. Voorts, een der twaalf teekenen van den zoogenoemden dierenriem: de zon staat in den steenbok.