[Sprinkhaan]
SPRINKHAAN, z., n., m., des sprinkhaans, of van den sprinkhaan; meerv. sprinkhanen. Verkleinw. sprinkhaantje. Van springen en haan. Een bekend insekt, van het geslacht der krekels, waarvan men intusschen wel zeven en dertig verscheidenheden telt: sijn voedsel was sprinckhanen ende wilden honich. Bijbelv. De sprinkhaan en de kever kwamen. L.D.S.P. Bij wijlen half verzaet van magren springhaen. Vond. Zamenstell.: legersprinkhaen, bij Vond., popsprinkhaan, enz.