[Spiauter]
SPIAUTER, z.n., m., des spiauters, of van den spiauter; zonder meerv. Een loodkleurig half metaal, anders zink genoemd: de Engelsche mijnen leveren veel spiauter. Ook een mengsel uit tin en pinsbek: het is van spiauter gegoten.
Spiauter, hoogd. ook spiauter, neders. spialter, eng. spelter, fr. peautre, pieutre, middeleeuw. lat. pestrum en peutreum, is van eenen onzekeren oorsprong.