[Speldewerk]
SPELDEWERK, z.n., o., des speldewerks, of van het speldewerk; meerv. speldewerken. Verkleinw. speldewerkje. Van spelde en werk. Kantwerk: zij wint haren kost met speldewerk. Zamenstell.: speldewerkshoren, speldewerksklos, speldewerksknuppel, speldewerkskussen, speldewerkstoot, zeker slag van toten, of kegelvormige zeehorens, enz.