[Spaarpot]
SPAARPOT, z.n., m., des spaarpots, of van den spaarpot; meerv. spaarpotten. Van sparen en pot. Een pot, kistje, of doos, waarin men geld weglegt, om het te bewaren: geld in den spaarpot steken. Ook allerlei afgezonderd geld: ik heb nog een spaarpotje, dat ik daartoe gebruiken zal. De kinderen hebben hun geheelen spaarpot voor den ramp van Leide weggegeven. Ook iemand, die zijn geld weglegt en bespaart: hij is een regte spaarpot.