[Souverein]
SOUVEREIN, z.n., m., des souvereins, of van den souverein; meerv. souvereinen. Een bastaardwoord, uit het fr. ontleend. Een oppermagtig vorst, koning, of keizer: de souverein gebiedt het. Onder welken souverein behoort gij? Voorts ook een stuk goudgeld ter waarde van drie dukaten, in de Spaansche, en vervolgens Oostenrijksche, Nederlanden geslagen, en met het