[Sorteren]
SORTEREN, soorteren, bedr. w., gelijkvl. Ik sorteerde, heb gesorteerd. Verschillende dingen derwijze schiften en scheiden, dat soort bij soort gevoegd worde: de zijde moet gesorteerd worden, eer men ze verwerken kan. Van hier sortering.
Sorteren, hoogd. sortiren, fr. assortir, eng. sort, komt van soort.