Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 499]
| |
van den smeerwortel; meerv. smeerwortels. Van smeer en wortel. Een plantgewas, dus genoemd naar de vettigheid, welke in deszelfs wortel begrepen is: men geeft aan den smeerwortel ook de namen van waalworte en heelwortel. En nog een ander plantgewas, anders wondenkruid, in het lat. telephium. |
|