evenveel als sleet, - slijter, iemand, die deze of gene waren, bijzonderlijk wijn en sterke dranken, in het klein verkoopt, ook iemand, die de afbraken van huizen enz. koopt en verkoopt, - slijterij, de winkel van eenen slijter, slijting, verkooping in het klein, en voorts alle andere daden van slijten, enz. Zamenstell.: afslijten, doorslijten, uitslijten, verslijten, enz.
Slijten, zweed. slita, neders. sliten, hoogd. schleissen, Ottfrid. sleizan, schijnt zijne beteekenis verschuldigd aan zijnen klank, die eene wrijving aanduidt.