[Slijpsel]
SLIJPSEL, z.n., o., des slijpsels, of van het slijpsel; meerv. slijpsels. Al wat ergens van afgeslepen wordt: de grond ligt bezaaid met slijpsel. Voor zekere zandige stof, of fijn gemaakten steen, door de vrouwen gebruikt om te boenen, of te schuren, zegt men gewoonlijk slijp.
Slijpsel, hoogd. schleifsel, bij Kil. ook slijp, komt van slijpen.