[Sintel]
SINTEL, z.n., m., des sintels, of van den sintel; meerv. sintels. Volgens Kil., bij wien dit woord sindel luidt, afval, schuim van metaal. In het gebruik afval van uitgebrande steenkolen: zuiver den haard van alle sintels. Volgens Halma, ook een rinkel. Zamenstell.: ontsindelen.