[Schrijfzucht]
SCHRIJFZUCHT, z.n., vr., der, of van de schrijfzucht; zonder meerv. Van schrijven en zucht, zie zucht. In het hoogd. schreibekitzel. Begeerte tot schrijven: de schrijfzucht prikkelt haar onophoudelijk. Van hier schrijfzuchtig, anders schrijfziek, onophoudelijk geprikkeld door begeerte, om voor het publiek te schrijven, en hetzelve door evenveel welke schriften te onderhouden.