doen is, om de oppervlakte van een ding te zuiveren, maar schrapen, wel niet altijd, maar echter doorgaans, als er iets van de oppervlakte van een ding afgehaald wordt, om het te verzamelen. Van hier dat dit woord overdragtelijk wegens de inhalige handelwijze van eenen hebzuchtigen gebezigd wordt: hij schraapt hoe langer hoe meer. Zij verrijken zich door middel van woekeren en schrapen. Van hier geschraap, schraapachtig, schraapsel, bij Kil. schraepel, en schrapel, mager, waaruit schraal zamengetrokken schijnt, schraper, schraping, enz. Zamenstell.: schraapzucht, enz. Afschrapen, inschrapen, uitschrapen, wegschrapen, zamenschrapen, enz.
Schrapen is zijne beteekenis aan zijnen klank verschuldigd, en verwant aan schrabben, schrappen, schrafen, schrafelen.