Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 354]
| |
meerv. schoeren. Een oud woord, beteekenende een vlaag, van onweer enz. ook een hagel- en regenbui; en in dezen zin wordt het in 't Kleefsche nog gebruikt: er komt een vreesselijke schoer op. Dat was gisteren een zware schoer! In het hoogd. heeft schauer dezelfde beteekenis, en in het neders. is het schuur, angels. scur, eng. shower, zw. skur. De aloudheid bezigde voor donderbui donrescuro, voor hagelbui hagelscuro; en bij Ulphil. is scurawindis een windvlaag. |
|