weerstand bieden. Iemand te schild en te speer vervolgen, d.i. hem eenen doodelijken haat toedragen. Iets in zijnen schild voeren; b. v: zien, wat iemand in zijn schild voert, misschien eigenlijk, zien, tot welke partij hij behoort, en vervolgens, onderzoeken, welke oogmerken hij heeft. Hij voert niets goeds in zijn' schild, hij beoogt iets slechts. Zamenstell: houtschild, schermschild, wapenschild - schilddak, een dak van schilden, zoo als de aloude romeinsche krijgsknechten plagten te maken; - schilddrager, schildknaap, ook schildknecht, bij de voormalige wijs van oorlogen, die gene, welke eenen Ridder, of anderen voornamen krijgsman, den schild moest nadragen; nog als eertitel gebruikelijk; - schildmaker, enz.
Hoogd. schild, bij Otfrid. en Notk. schilt, neders. schild, eng. shield, angels. scylt, zweed. sköld, hebr. שלטא. Het staat met ons schaal, schuilen, schutten, het zweed. skyla, en het lat. scutum in verband. Oul. beteekende schild ook zekere munt; waarvan schildtaal, zijnde eene belasting, welke gaat over roerende zoo wel als onroerende goederen, terwijl de verponding slechts over de laatste gaat. Men werd oudtijds namelijk geschat op zeker getal van schilden.