[Schijnheilig]
SCHIJNHEILIG, bijv. naam. en bijw., schijnheiliger, schijnheiligst. Die, of dat den uiterlijken schijn van heiligheid aanneemt en vertoont, zonder die werkelijk te bezitten: zijn schijnheilig gedrag had mij reeds lang geergerd. Een schijnheilige, een geveinsde, huichelaar. Van hier schijnheiligheid.