[Scherpte]
SCHERPTE, z.n., vr., der, of van de scherpte; meerv. scherpten. Van scherp. De eigenschap, de toestand van een ding, als het scherp is, zonder meerv.: de scherpte van een mes, van een zwaard - de scherpte van het bloed, van het gezigt, van het verstand, enz. Bij Willer. scarfe, Otfrid. sarphida. Wijders het snijdende gedeelte, de snijdende zijde, van eenig ding, met een meerv.: iemand met de scherpte van den sabel slaan, in tegenstelling van het vlak. In de scherp-